Alaska

Aan
het eind van de negentiende eeuw namen de in het wild levende
pelsdieren sterk
in aantal af. Vooral in Siberië en Noord-Amerika was dat door
de jarenlange
jacht op deze dieren duidelijk te merken. Om toch aan de grote vraag
naar
pelzen te kunnen voldoen, ging men op zoek naar ander mogelijkheden.
Dit was
het moment binnen de pelskonijnenteelt, dat men ging proberen dieren te
fokken
die leken op in het wild levende dieren, althans wat pels betreft.
Zo
kwam de Duitse fokker Max Fisher uit Gotha op het idee om een konijn te
fokken
met een pels die de vacht van de Alaskavos zo dicht mogelijk benaderde.
Op
dit moment (NKB standaard, uitgave 2007) worden de volgende
standaardeisen aan
de Alaska gesteld :
Alaska
Het
land van oorsprong is Duitsland.
Is
in Nederland erkend in 1919
Genetische
symbolen :
aBCDE
(Int.) ABCDg
(Duits)
aBCDE
ABCDg
Puntenschaal
Groep 1. Kleur
Pos.
|
Onderdeel |
Punten |
1 |
Gewicht |
10 |
2 |
Type,
bouw en stelling |
20 |
3 |
Pels
en pelsconditie
|
20 |
4 |
Kop
en oren |
15 |
5 |
Dek-
en buikkleur |
15 |
6 |
Tussen-
en grondkleur
|
15 |
7 |
Lichaamsconditie
en verzorging |
5 |
|
Totaal |
100 |
1.
Gewicht
Het
gewicht is 2,50 tot 3,50 kg.
Puntenschaal voor het gewicht:
Gew.
(kg) |
2,50-2,70 |
2,70-3,00 |
3,00-4,00 |
|
Punten
|
8 |
9 |
10 |
|
2.
Type, bouw en stelling
Het
type is geblokt (typegroep
D) met weinig hals. De bouw is breed in voor- en achterhand met fraaie
afrondingen. De benen zijn stevig en kort. Het ras is middelhoog
gesteld. Een
juiste stelling toont de aanwezige rasadel. Een geringe wamaanzet of
halskraagje is slechts toegestaan bij overjarige vrouwelijke dieren.
3.
Pels en pelsconditie
De
pels is van normale lengte,
is dicht ingeplant, heeft een normale hoeveelheid aan onderhaar, is
iets fijn
van structuur, zacht en glanzend.
Pelsconditie:
Ideaal is een geheel doorgehaarde pels zonder een dun behaard of kaal
plekje. De
pels moet glanzend en aanliggend zijn. Verharing herkent men duidelijk
aan de
oude afstervende haren en het nieuwe krachtig gekleurde haar, dat al is
waar te
nemen. Niet enkele in het rond vliegende haren, maar flink loslatend
haar is
als verharing te beschouwen. Een fraaie pels moet aan de volgende
voorwaarden
voldoen:
- Het haar moet regelmatig van lengte zijn,
- Het haar moet goed aanliggen,
- De verhouding grannen-, dek- en onderhaar moet fraai zijn,
- De elasticiteit van de grannen- en dekhaar moet stevig zijn,
- De pels moet glanzen,
- De pels moet volledig doorgehaard zijn,
- Bij inblazen mag de huis niet waarneembaar zijn.
Lichte
fouten pels
Een
pelslengte die iets langer
of iets korter is dan in de rasbeschrijving is aangegeven.
Iets
stugge-, zachte
of losse pels. Iets weinig onderhaar. Iets ongelijke pels en platen
ontstaan
door verharing. Iets open pels. Wat weinig glans. Iets dun behaarde oren of
oorranden. Iets dun
behaarde nek. Kleine kale plekjes of lichte beschadigingen welke door
het
omliggende haar kunnen worden bedekt. Kleine korstjes of enkele foutief
gekleurde haren op beschadigde delen. Enkele klitten.
Zware
fouten pels
Pelslengte
die te sterk afwijkt
van die in de rasbeschrijving is aangegeven. Zeer weinig onderhaar.
Zeer sterke
verharing, waardoor een beoordeling van onderhaar, dekhaar of kleur
onmogelijk
is. Een open ene stroeve pels zonder glans. Kale plekken die niet door
de
omliggende haren bedekt kunnen worden. Door ernstige beten ontstane
kale
plekken, korsten of knobbels. Ernstige verwondingen aan de voetzolen.
Te dun
behaarde oren. Veel klitten.
4.
Kop en oren
De
kop is krachtig ontwikkeld
met brede snuit, kaken en wangen. De oren zijn stevig van structuur met
lepelvormig afgeronde oortoppen, zijn goed behaard en worden V-vormig
gedragen
de oorlengte is 9-13 cm, ideaal is 10-12 cm. Het geheel in harmonie met
het
lichaam.
5.
Dek- en buikkleur
De
dekkleur is glanzend diepzwart van kleur over het
algehele lichaam. De buik en borst zijn iets doffer van kleur door ene
geringere glans. De oogkleur is donkerbruin. De nagels zijn
donkerhoornkleurig.
De snorharen zijn zwart.
6.
Tussen- en grondkleur
De
diepzwarte dekkleur zet zich zo ver mogelijk naar de
haarbasis voort. Hoe dieper het zwart zich naar de haarbasis uitstrekt
hoe
beter. De grondkleur is niet scherp
begrensd.
7.
Lichaamsconditie en
verzorging
Het
spreekt vanzelf dat op een tentoonstelling of
keuring het konijn in de beste conditie aanwezig moet zijn. Het lichaam
goed
bevleesd en gespierd en voelt hard aan. Slappe, magere of te vette
dieren zijn
ongewenst. De nagels worden regelmatig en evenwijdig met het loopvlak,
zonder
het “leven” te raken geknipt, ook de duimnagels.
Het gehele dier, met name de
pels, voetzolen, de nagels, de binnenzijde van de oren, de
geslachtsdelen en
rondom de anus moet schoon zijn. De pels is vrij van klitten. Het oog
is helder
en tintelt van levenslust. Een dier dat aan de keuring meedoet, dient
goed
getraind te zijn, zodat de aanwezige rasadel door een goede stelling
wordt
getoond.
Lichte
fouten
Geringe
afwijking in type. Geringe afwijking
in bouw. Pels iets grof. Iets lange pels. Iets matte kleur door wat
weinig
glans. Iets lichte dekkleur. Iets roest of iets rossige gloed. Iets
grijze
aanslag. Iets schifting. Iets onregelmatige dekkleur. Iets ongelijke
dekkleur.
Iets lichte borstkleur. Enkele witte haren. Enkele witte haartoppen.
Iets
lichtgekleurde oogranden. Iets lichtgekleurde voetzolen. Iets
lichtgekleurde
oogkleur. Iets lichte nagelkleur. Enkele witte snorharen. Iets lichte
tussenkleur. Iets lichte grondkleur.
Iets vuile voetzolen, onderzijde van de
staart, of andere delen van de pels. Iets vuile oren. Iets vuile
geslachtsdelen.
Iets vuil rond de anusopening. Iets vuile nagels. Iets lange nagels.
Iets
huidschilfering op de schouders of in de nek. Iets dun behaarde hakken.
Iets
kale plekje(s) welke nog door het omliggende haar wordt bedekt.
Zware
fouten
Grote afwijking in type. Grote afwijking in
bouw. Pels te grof. Te lange pels. Te lichte dekkleur. Te veel roest.
Te veel
schifting. Te onregelmatige dekkleur. Te onregelmatige dekkleur. Te
ongelijke
dekkleur. Te veel afwijkende gekleurde haren. Te lichte oogkleur. Te
lichte nagelkleur.
Te veel witte snorharen. Te lichte tussenkleur. Te lichte grondkleur.
Zeer sterke vervuiling. Harde mestballetjes
aan de nagels. Te vet of te mager, waardoor aan de conditie te veel
afbreuk
wordt gedaan. Zeer lange nagels. Zeer slecht pelsconditie. Ernstige
huidschilfers op het lichaam. Kale plek(ken) die niet door het
omliggende haar
kunnen worden bedekt.
|