logo 7 rassenclub

Nationale Havana-, Alaska-, Gouwenaar-, Luchs-, Beige-, Parelfeh- en 
Marburger Feh- Club

foto 7rassenclub

Introductie

Club

Rassen

Havana
Alaska
Gouwenaar
Luchs
Parelfeh

Beige
Marburger Feh

Activiteiten

Showuitslagen

Foto's

Links

Gastenboek

Luchs

Luchs

In 1919 werd de Luchs voor het eerst gefokt door Karl Hoffman uit Düsseldorf. Uit een kruising van Parelfeh en Marburgerfeh vielen gele dieren. Voor Hoffman niets bijzonders, maar wel voor de vrouw van een bevriend fokker. Deze vrouw, hoedenmaakster van beroep, zag in de geelachtige pelzen een leuke versiering voor haar hoeden. Hoffman zwichtte voor het verzoek van de vrouw om meer van deze geelachtige dieren te fokken. En met dat doel voor ogen probeerde hij een aantal kruisingen. Zo paarde hij o.a. een Marburger Feh ram met een blauwe Tan voedster. Dit met de bedoeling om - indien nodig - de jongen daaruit te verwijderen en bij de voedster jongen onder te brengen uit een kruising met een Parelfeh en Marburger Feh. Maar het liep anders dan verwacht. De blauwe Tan voedster wierp een nest jongen, maar de Parelfeh voedster liet verstek gaan. Toen liet Hoffman dus de jongen maar bij de blauwe Tan voedster. Onder deze jongen bevond zich een rammetje met een heel bijzondere kleur. Het diertje had een lichtbruinachtige dekkleur, met een smoezelige witte onderkleur. Het bezat het tanpatroon, waarbij echter de tankleur vervangen was door wit. Hij besloot nu om een van de geelbleke jongen die hij uit de kruising Parelfeh x Marburger Feh had verkregen door het rammetje te laten dekken. En het resultaat was verbluffend. Zes jongen, alle vrijwel gelijk in kleur, met witte grondkleur en roodbruine tussenkleur, terwijl de dekkleur met een zilverbruine sluier was overtrokken en waarbij de rode delen van het tanpatroon weer wit waren, dus witte buik, kaakranden e.d.

De eerst volgende jaren lukte het Karl Hoffman de nieuwe kleurslag te verbeteren en nu kwam de vraag hoe de nieuwe creatie te noemen. Nadat advies was gevraagd aan de bontwerkers van toen, werd aan het nieuwe ras de naam Luchs gegeven, omdat de pels lijkt op die van de Lynx, een katachtig roofdier.

In 1925 werd de eerste Luchs naar ons land gebracht door fokker en keurmeester Joh. van Piggelen. In 1927 werd de Luchs officieel in onze standaard opgenomen. De Luchs wordt in deze tijd als volgt omschreven : "De grootte komt overeen met een konijn der middenrassen. Het gewicht bedraagt naar schatting volgens oude dieren die mij getoond werden ongeveer 6 tot 8 pond. De oren worden goed rechtop gedragen. De kleur is gelijk aan die van de pels, met lichte omranding. De lichaamsbouw is iets gedrongen, een weinig ronde vorm, fijne knoken en fijn gevormde kop. De kleur is zilvergrijs van dichtbij gezien met een rosekleurige sluier overtrokken. De grondkleur (onderkleur) is wit; ze gaat naar het midden toe in blauwachtig over. De bovenkleur en haartoppen zijn rosebruin: door het wondervolle kleurspel ziet het dier eruit alsof het een sluier over zich heeft. Het oog is grijsblauw, licht omrand, de nek donkerder dan de kleur van de pels in bruin overgaand. Buikkleur achter en voorbenen, kin en onderzijde van de staart zijn wit. Het vel is dicht en zacht."

Op dit moment (NKB standaard uitgave 2007) zegt de standaard het volgende over de Luchs :  

Luchs

Het land van oorsprong is Duitsland
Is in Nederland erkend in 1927. 

Genetische symbolen:

AbCdE (Int.)      ABcdG (Duits)
AbCdE              ABcdG

Puntenschaal Groep 1. Kleur

Pos.

Onderdeel

Punten

1

Gewicht

10

2

Type, bouw en stelling

20

3

Pels en pelsconditie

20

4

Kop en oren

15

5

Dek- en buikkleur

15

6

Tussen- en grondkleur

15

7

Lichaamsconditie en verzorging

5

Totaal

100

1. Gewicht
Het gewicht is 2,50 tot 3,50 kg.
Puntenschaal voor het gewicht:

Gew. (kg)

2,25-2,50

2,50-2,80

2,80-3,50

Punten

8

9

10


2. Type, bouw en stelling
Het type is gedrongen (typegroep C) met weinig hals. De bouw is breed in voor- en achterhand met fraaie afrondingen. De benen zijn stevig en kort. Het ras is middelhoog gesteld. Een juiste stelling toont de aanwezige rasadel. Een geringe wamaanzet of halskraagje is slechts toegestaan bij overjarige vrouwelijke dieren.

3. Pels en pelsconditie
De pels is van normale lengte, is dicht ingeplant, rijk aan onderhaar, iets fijn van  structuur, zacht en glanzend.
Pelsconditie:
Ideaal is een geheel doorgehaarde pels zonder een dun behaard of kaal plekje. De pels moet glanzend en aanliggend zijn. Verharing herkent men duidelijk aan de oude afstervende haren en het nieuwe krachtig gekleurde haar, dat al is waar te nemen. Niet enkele in het rond vliegende haren, maar flink loslatend haar is als verharing te beschouwen. Een fraaie pels moet aan de volgende voorwaarden voldoen:
- Het haar moet regelmatig van lengte zijn,
- Het haar moet goed aanliggen,
- De verhouding grannen-, dek- en onderhaar moet fraai zijn,
- De elasticiteit van de grannen- en dekhaar moet stevig zijn,
- De pels moet glanzen,
- De pels moet volledig doorgehaard zijn,
- Bij inblazen mag de huis niet waarneembaar zijn.

Lichte fouten pels
Een pelslengte die iets langer of iets korter is dan in de rasbeschrijving is aangegeven.
Iets stugge-, zachte of losse pels. Iets weinig onderhaar. Iets ongelijke pels en platen ontstaan door verharing. Iets open pels. Wat weinig glans. Iets dun  behaarde oren of oorranden. Iets dun behaarde nek. Kleine kale plekjes of lichte beschadigingen welke door het omliggende haar kunnen worden bedekt. Kleine korstjes of enkele foutief gekleurde haren op beschadigde delen. Enkele klitten.

Zware fouten pels
Pelslengte die te sterk afwijkt van die in de rasbeschrijving is aangegeven. Zeer weinig onderhaar. Zeer sterke verharing, waardoor een beoordeling van onderhaar, dekhaar of kleur onmogelijk is. Een open ene stroeve pels zonder glans. Kale plekken die niet door de omliggende haren bedekt kunnen worden. Door ernstige beten ontstane kale plekken, korsten of knobbels. Ernstige verwondingen aan de voetzolen. Te dun behaarde oren. Veel klitten.

4. Kop en oren
De kop is krachtig ontwikkeld met brede snuit, kaken en wangen. De oren zijn stevig van structuur met lepelvormig afgeronde oortoppen, zijn goed behaard en worden V-vormig gedragen de oorlengte is 9-12 cm, ideaal is 9,5-11,5 cm. Het geheel in harmonie met het lichaam.

5. Dek- en buikkleur
De dekkleur is lichtcrèmekleur zilverblauw. De borstkleur is iets lichter. De oogringen, kaakranden, onderzijde van de kop, buik, binnen- en achterzijde van de voorbenen, de helft van de bovenzijden en binnenzijde van de achterbenen en onderzijde staart is wit van kleur, zoals bij elk wildkleurig dier. De oogkleur is grijsblauw en vertoond onder een bepaalde belichting een rode gloed. De nagels zijn hoornkleurig. De snorharen zijn lichtblauw, met uitzondering van die in de kaakrand staan. Deze hebben de kleur van de kaakrand.

6. Tussen- en grondkleur
De tussenkleur is roodgeel en aan de bovenzijde niet scherp begrensd. De grondkleur is helderwit en gaat op ongeveer 1cm vanaf de haarbasis scherp begrensd over in de roodgele tussenkleur. De grondkleur van de borst is iets minder helder wit. De grondkleur aan de buik is blauwgrijs.

7. Lichaamsconditie en verzorging
Het spreekt vanzelf dat op een tentoonstelling of keuring het konijn in de beste conditie aanwezig moet zijn. Het lichaam goed bevleesd en gespierd en voelt hard aan. Slappe, magere of te vette dieren zijn ongewenst. De nagels worden regelmatig en evenwijdig met het loopvlak, zonder het “leven” te raken geknipt, ook de duimnagels. Het gehele dier, met name de pels, voetzolen, de nagels, de binnenzijde van de oren, de geslachtsdelen en rondom de anus moet schoon zijn. De pels is vrij van klitten. Het oog is helder en tintelt van levenslust. Een dier dat aan de keuring meedoet, dient goed getraind te zijn, zodat de aanwezige rasadel door een goede stelling wordt getoond.

Lichte fouten
Geringe afwijking in type. Geringe afwijking in bouw. Iets blauwe dekkleur. Iets ongelijke dekkleur. Enkele witte of enkele witgetopte haren in dek. Iets roestaanslag. Iets lichte nuancering op de voorbenen. Iets lichte nagelkleur. Enkele witte snorharen, uitgezonderd de snorharen in de kaakrand. Iets donkere tussenkleur. Iets lichte tussenkleur. Niet geheel witte grondkleur dek. 
Iets vuile voetzolen, onderzijde van de staart, of andere delen van de pels. Iets vuile oren. Iets vuile geslachtsdelen. Iets vuil rond de anusopening. Iets vuile nagels. Iets lange nagels. Iets huidschilfering op de schouders of in de nek. Iets dun behaarde hakken. Iets kale plekje(s) welke nog door het omliggende haar wordt bedekt.

Zware fouten
Grote afwijking in type. Grote afwijking in bouw. Te blauwe dekkleur. Te onregelmatige dekkleur. Te ongelijke dekkleur. Te veel witte of te veel witgetopte haren in dek. Te veel roestaanslag. Witte strepen op de voorbenen. Te lichte nagelkleur. Te veel witte snorharen, uitgezonderd de snorharen in de kaakrand. Te lichte tussenkleur. Grijze of grauwe grondkleur dek. Ontbreken van blauwgrijze grondkleur aan buik.
Zeer sterke vervuiling. Harde mestballetjes aan de nagels. Te vet of te mager, waardoor aan de conditie te veel afbreuk wordt gedaan. Zeer lange nagels. Zeer slecht pelsconditie. Ernstige huidschilfers op het lichaam. Kale plek(ken) die niet door het omliggende haar kunnen worden bedekt.


Copyright © 2011 zevenrassenclub
door Webdesign Sidi, mjvanloo