
In
1912 fokte de heer Peter uit Marburg uit een nestje Havana's een aantal bauwe
jongen. Hij gaf de diertjes aan een schooljongen die ze op zijn beurt weer gaf
aan zijn tante, mevrouw Sandermann uit Marburg. Mevrouw Sandermann vond de
diertjes echter zo mooi, dat ze besloot een nieuw konijnenras erkend te
krijgen. Ze stelde zich een konijn voor met de kleur van de Siberische
Eekhoorn. Dit viel tenslotte geheel anders uit. Er werd ingekruist met Blauwe
van Beveren en licht gekleurde blauwe Weners. In 1916 trad mevrouw Sandermann
met haar nieuwe ras, dat ze Marburger Feh noemde, naar buiten. In Duitsland was
het ras direct populair. In nederland was er lange tijd geen belangstelling
voor de Marburger Feh, waarschijnlijk omdat men hier al de Gouwenaar fokte, die
destijds vrijwel dezelfde kleur had als de Marburger Feh. De Marburger Feh is
in kleurformule genetisch immers gelijk aan de Gouwenaar. De Gouwenaar werd
echter steeds lichter gefokt, de Marburger Feh niet. Het gevolg was dat de
Marburger Feh in 1972 in onze standaard werd opgenomen.
Over
de kleur van Marburger Feh schrijft Vijfwinkel in 1985 : " De dekkleur is
donker gouwenaarkleurig met een lichte waas. Dat we dus genetisch gezien met de
Gouwenaar te maken hebben kunnen we concluderen uit het feit dat ze zijn
voortgekomen uit blauwe en bruine konijnen wat in de 2de generatie Gouwenaar
oplevert. Maar wat is nu donker gouwenaarkleurig ? Hierover lopen de meningen
nogal uiteen. De dekkleur mag in feite niets te maken hebben met de kleur
blauw. En dit moeten we constateren aan de hand van de grondkleur. Heeft men
een dier met een grondkleur die lichter is dan de dekkleur, dan mag men zo'n
dier nooit hoog bekronen omdat men dan eigenlijk met een blauw dier te doen
heeft. En het dek is dan ook meestal te blauw voor donkergouwenaar. Dieren met
een witte grondkleur kan men gerust van bekroning uitsluiten. Het kenmerk van
de kleur gouwenaar is immers dat de grondkleur een nuance donkerder is dan de
dek- en tussenkleur. Bij de Marburger Feh die donkergouwenaarkleurig is moeten
we dus een een grondkleur verlangen die de dekkleur volgt of een nuance
donkerder is. Deze dieren hebben vaak ook de beste dekkleur. De tussenkleur is
blauwgrijs en niet scherp begrensd. Bij dieren met de juiste grond- en dekkleur
geeft dit meestal weinig problemen. Bij te blauwe dieren is vaak ook de
tussenkleur aan de blauwe kant omdat deze naar de wortel iets lichter
wordt."
Op
dit moment (NKB standaard uitgave 2007) moet de Marburger Feh aan de volgende
standaardeisen voldoen :
Marburger Feh
Het land van oorsprong is Duitsland
Is in Nederland erkend in 1972.
Genetische
symbolen:
abCdE
(Int.) ABcdg (Duits)
abCdE ABcdg
Puntenschaal
Groep 1. Kleur
Pos.
|
Onderdeel
|
Punten
|
1
|
Gewicht
|
10
|
2
|
Type,
bouw en stelling
|
20
|
3
|
Pels en pelsconditie
|
20
|
4
|
Kop
en oren
|
15
|
5
|
Dek-
en buikkleur
|
15
|
6
|
Tussen- en
grondkleur
|
15
|
7
|
Lichaamsconditie
en verzorging
|
5
|
|
Totaal
|
100
|
1.
Gewicht
Het
gewicht is 2,50 tot 3,50 kg.
Puntenschaal voor het gewicht:
Gew. (kg)
|
2,25-2,50
|
2,50-2,80
|
2,80-3,50
|
|
Punten
|
8
|
9
|
10
|
|
2. Type, bouw en stelling
Het type
is geblokt (typegroep D) met weinig hals. De bouw is breed in voor- en
achterhand met fraaie afrondingen. De benen zijn stevig en kort. Het ras is
middelhoog gesteld. Een juiste stelling toont de aanwezige rasadel. Een geringe
wamaanzet of halskraagje is slechts toegestaan bij overjarige vrouwelijke
dieren.
3. Pels en pelsconditie
De pels is van
normale lengte, is dicht ingeplant, rijk aan onderhaar, is iets fijn van
structuur, zacht en glanzend.
Pelsconditie:
Ideaal is een geheel doorgehaarde pels zonder een dun behaard of kaal plekje. De
pels moet glanzend en aanliggend zijn. Verharing herkent men duidelijk aan de
oude afstervende haren en het nieuwe krachtig gekleurde haar, dat al is waar te
nemen. Niet enkele in het rond vliegende haren, maar flink loslatend haar is
als verharing te beschouwen. Een fraaie pels moet aan de volgende voorwaarden
voldoen:
- Het haar moet regelmatig van lengte zijn,
- Het haar moet goed aanliggen,
- De verhouding grannen-, dek- en onderhaar moet fraai zijn,
- De elasticiteit van de grannen- en dekhaar moet stevig zijn,
- De pels moet glanzen,
- De pels moet volledig doorgehaard zijn,
- Bij inblazen mag de huis niet waarneembaar zijn.
Lichte
fouten pels
Een
pelslengte die iets langer of iets korter is dan in de rasbeschrijving is
aangegeven.
Iets stugge-, zachte of losse pels. Iets weinig onderhaar. Iets ongelijke pels
en platen ontstaan door verharing. Iets open pels. Wat weinig glans. Iets
dun behaarde oren of oorranden. Iets dun behaarde nek. Kleine kale
plekjes of lichte beschadigingen welke door het omliggende haar kunnen worden
bedekt. Kleine korstjes of enkele foutief gekleurde haren op beschadigde delen.
Enkele klitten.
Zware
fouten pels
Pelslengte
die te sterk afwijkt van die in de rasbeschrijving is aangegeven. Zeer weinig
onderhaar. Zeer sterke verharing, waardoor een beoordeling van onderhaar,
dekhaar of kleur onmogelijk is. Een open ene stroeve pels zonder glans. Kale
plekken die niet door de omliggende haren bedekt kunnen worden. Door ernstige
beten ontstane kale plekken, korsten of knobbels. Ernstige verwondingen aan de
voetzolen. Te dun behaarde oren. Veel klitten.
4. Kop en oren
De kop is krachtig
ontwikkeld met brede snuit, kaken en wangen. De oren zijn stevig van structuur
met lepelvormig afgeronde oortoppen, zijn goed behaard en worden V-vormig
gedragen de oorlengte is 9-12 cm, ideaal is 9,5-11,5 cm. Het geheel in harmonie met
het lichaam.
5.
Dek- en buikkleur
De dekkleur is lichtblauw. De dekharen zijn lichtbruin
getopt waardoor een lichtbruine waas aanwezig is over de dekkleur. De buik is
wat matter gekleurd dan het dek. De oogkleur is blauwgrijs en vertoond onder
een bepaalde belichting een rode gloed. De nagels zijn hoornkleurig. De
snorharen zijn lichtblauw
6.
Tussen- en grondkleur
De tussenkleur is blauwgrijs en loopt ver door naar de
basis, alwaar ze overgaat in een lichtere grondkleur, die dezelfde kleur heeft
als de dekkleur maar dan zonder lichtbruine waas. De eerste zone van de
tussenkleur na de dekkleur is grijsblauw en iets lichter dan de blauwgrijze
tussenkleur zelf en is niet scherp begrensd.
7. Lichaamsconditie
en verzorging
Het
spreekt vanzelf dat op een tentoonstelling of keuring het konijn in de beste
conditie aanwezig moet zijn. Het lichaam goed bevleesd en gespierd en voelt
hard aan. Slappe, magere of te vette dieren zijn ongewenst. De nagels worden
regelmatig en evenwijdig met het loopvlak, zonder het “leven” te raken geknipt,
ook de duimnagels. Het gehele dier, met name de pels, voetzolen, de nagels, de
binnenzijde van de oren, de geslachtsdelen en rondom de anus moet schoon zijn.
De pels is vrij van klitten. Het oog is helder en tintelt van levenslust. Een
dier dat aan de keuring meedoet, dient goed getraind te zijn, zodat de
aanwezige rasadel door een goede stelling wordt getoond.
Lichte fouten
Geringe
afwijking in type. Geringe afwijking in bouw. Iets blauwe dekkleur. Iets lichte
dekkleur. Iets onregelmatige dekkleur. Iets ongelijke dekkleur. Enkele witte of
enkele witgetopte haren. Iets roest. Geringe bruine waas. Iets lichte oogkleur.
Iets lichte nagelkleur. Enkele witte snorharen. Gering kleurverschil tussen
onderste en bovenste gedeelte tussenkleur. Iets lichte grondkleur.
Iets
vuile voetzolen, onderzijde van de staart, of andere delen van de pels. Iets
vuile oren. Iets vuile geslachtsdelen. Iets vuil rond de anusopening. Iets
vuile nagels. Iets lange nagels. Iets huidschilfering op de schouders of in de
nek. Iets dun behaarde hakken. Iets kale plekje(s) welke nog door het
omliggende haar wordt bedekt.
Zware fouten
Grote afwijking in type. Grote afwijking in bouw. Te blauwe dekkleur. Te lichte
dekkleur. Te onregelmatige dekkleur. Te
ongelijke dekkleur. Te veel witte of te veel witgetopte haren. Te veel roest.
Ontbreken van lichtbruine waas. Te lichte oogkleur. Te lichte nagelkleur. Te
veel witte snorharen. Te lichte grondkleur. Zeer sterke vervuiling. Harde
mestballetjes aan de nagels. Te vet of te mager, waardoor aan de conditie te
veel afbreuk wordt gedaan. Zeer lange nagels. Zeer slecht pelsconditie.
Ernstige huidschilfers op het lichaam. Kale plek(ken) die niet door het
omliggende haar kunnen worden bedekt.